De enkel bestaat uit een bovenste spronggewricht en een onderste spronggewricht. Het bovenste spronggewricht is te herkennen aan de twee enkelknobbels. Dit zijn de uiteinden van het kuitbeen en het scheenbeen. Deze twee botten vormen de enkelvork. Daartussenin ligt het sprongbeen. Het bovenste spronggewricht zorgt ervoor dat het mogelijk is de tenen te bewegen en de voet op te trekken.
Het onderste spronggewricht bestaat uit drie botstukken: het sprongbeen, het hielbeen – het botstuk dat ook je hak vormt – en een voetwortelbeentje. Met dit gewricht kunt u de enkel naar binnen en naar buiten bewegen.
Daarnaast verbindt de enkel het onderbeen met de voet. De voet bestaat uit veel losse botstukken. Grofweg is de voet opgebouwd uit drie delen: de voetwortel, de middenvoet en de tenen. Al deze botstukken zijn onderling verbonden met banden, pezen en spieren. Op de voet steunt het hele lichaam. De voet is niet alleen belangrijk om te kunnen lopen, maar zorgt ook voor balans en stabiliteit.